De stemmen
De Grondwet bepaalt dat de verkiezingen in België geschieden volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging. Dit houdt in dat de zetels naar evenredigheid van de op iedere lijst uitgebrachte stemmen worden toegekend.
De verdeling van de zetels onder de lijsten:
Hiertoe dient men eerst voor elke lijst het stemcijfer vast te stellen. Dit cijfer bekomt men door optelling van alle geldige stembiljetten voor een bepaalde lijst.
Het hoofdbureau deelt het stemcijfer van iedere lijst achtereenvolgens door 1; 1,5; 2; 2,5; 3,… enz. (systeem IMPERIALI) en rangschikt de quotiënten in de volgorde van hun belangrijkheid, totdat er voor alle lijsten samen zoveel quotiënten worden bereikt als er leden te kiezen zijn.
De verdeling over de lijsten geschiedt door aan iedere lijst zoveel zetels toe te kennen als haar stemcijfer quotiënten heeft opgeleverd, gelijk aan of hoger dan het laatst gerangschikte quotiënt.
Dit laatste quotiënt dat recht geeft op een zetel noemt men de kiesdeler.
Voorbeeld:
Het gaat om een kleine gemeente waar 13 zetels te verdelen zijn door 2000 kiezers.
1. Delen van het aantal stemmen per partijlijst door 1; 1,5; 2; 2,5; 3,…
2. Doorstrepen van de eerste regel (:1).
In onderstaande tabel worden de 13 hoogste quotiënten aangeduid (geel gemarkeerd). Elk van deze quotiënten levert een zetel op.
PARTIJ A | PARTIJ B | PARTIJ C | PARTIJ D | |
Aantal stemmen -> | 480 | 310 | 940 | 270 |
:1 | 480 | 310 | 940 | 270 |
:1,5 | 320 | 206 | 626,5 | 180 |
:2 | 240 | 155 | 470 | 135 |
:2,5 | 192 | 124 | 376 | 108 |
:3 | 160 | 103,3 | 313,3 | 90 |
:3,5 | 137 | 88,5 | 268,5 | 77 |
:4 | 120 | 77,5 | 235 | 67,5 |
:4,5 | 106,5 | 68,5 | 208,5 | 60 |
:5 | 96 | 62 | 188 | 54 |
:5,5 | 87 | 56 | 171 | 49 |
:6 | 80 | 51,7 | 156,7 | 45 |
Aantal zetels | 3 | 1 | 8 | 1 |
Aantal aan de lijst toegekende zetels: 5
Aantal lijststembiljetten: 622
Aantal naamstembiljetten: 666
Stemcijfer lijst: 622+666 = 1288
Het stemcijfer van de lijst, nl. 1288 wordt vermenigvuldigd met het door de lijst bekomen aantal zetels: 1288 x 5 =6440
Het verkiesbaarheidscijfer van elke lijst wordt verkregen door het totaal van de in aanmerking komende stemmen te delen door het getal van de aan de lijst toegekende zetels, vermeerderd met één (6440:6 =1073.) Het totaal van de in aanmerking komende stemmen wordt verkregen door het getal van de stembiljetten voor een lijst (bovenaan de lijst of naast één of meer kandidaten van de lijst ingevuld) te vermenigvuldigen met het getal van de zetels dat aan de lijst toekomt.
Wanneer dit verkiesbaarheidscijfer is vastgesteld, moet het totaal van de stemmen onder de kandidaten verdeeld worden, dit op devolutieve wijze in de orde van de voordracht.
Dit totaal wordt bekomen door de helft van het aantal lijststembiljetten te vermenigvuldigen met het aantal zetels, toegekend aan die lijst (622 : 2 x 5 = 1555).
Het bureau hoeft dan nog slechts de 1555 stemmen te verdelen onder de kandidaten, volgens de orde van voordracht. Deze verdeling geschiedt door bij het door elke kandidaat bekomen aantal naamstemmen het aantal stemmen te voegen nodig om het verkiesbaarheidscijfer te bereiken.
Kandidaten | Naamstemmen | Stemmen bij wijze van overdracht | Totaal |
A | 202 | + 871 | = 1073 |
B | 166 | + 684 | = 850 |
C | 196 | ||
D | 176 | ||
E | 48 | ||
F | 197 | ||
G | 171 | ||
871 + 684 = 1555 |
Vanzelfsprekend zijn alle kandidaten van een lijst verkozen indien het aantal bekomen zetels overeenstemt met het aantal kandidaten van die lijst.
Voor elke lijst met één of meer verkozenen, worden de niet-verkozen kandidaten als opvolger aangeduid op dezelfde wijze als deze voor de rangschikking van de verkozen kandidaten.