logo

Ethiek en cumuls

Ethiek en cumuls

Een aantal functies wordt als onverenigbaar beschouwd met het mandaat van gemeenteraadslid.

Onverenigbaarheid mag niet worden verward met onverkiesbaarheid.

Onverkiesbaarheid heeft tot gevolg dat betrokkene volkomen en van rechtswege onbekwaam wordt geacht om een zetel te behalen (zie punt 17). 

Onverenigbaarheid daarentegen ontneemt het recht niet om verkozen te worden. De uiteindelijke installatie als raadslid of afgevaardigde kan er wel door verhinderd worden. Deze onmogelijkheid om geïnstalleerd te worden voor het mandaat waarvoor men verkozen werd, is betrekkelijk. Indien op het ogenblik van de installatie de oorzaak van de onverenigbaarheid wegvalt, zal betrokkene wel tot de beëdiging toegelaten worden. De belangrijkste onverenigbaarheden die gelden voor de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen worden opgesomd in de artikelen 71, 72, 73, 74 en 75 van de nieuwe gemeentewet.

Artikel 71 van de nieuwe gemeentewet bepaalt dat de bekleders van volgende functies geen deel kunnen uitmaken van een gemeenteraad en niet tot burgemeester kunnen worden benoemd:

  1. de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant; 
  2. de leden van het college ingesteld bij artikel 83quinquies, §2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen (het Rechtscollege);
  3. degenen die personeelslid zijn van of een toelage of wedde ontvangen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige brandweerlieden;
  4. de politieambtenaren en de ambtenaren van de openbare macht;
  5. de beambten van het bosbeheer, wanneer hun bevoegdheid zich uitstrekt tot beboste eigendommen die aan het bosbeheer onderworpen zijn en die toebehoren aan de gemeente waarin zij hun ambt wensen uit de oefenen;
  6. elke persoon die een ambt of mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester in een lokale basisoverheid van een andere lidstaat van de Europese Unie. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt een enuntiatieve (niet-exhaustieve) lijst op van ambten of mandaten die als gelijkwaardig worden beschouwd.

De bepalingen van 1° tot 5°, zijn eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.

Artikel 72 van de nieuwe gemeentewet somt nog een aantal onverenigbaarheden op die specifiek van toepassing zijn op het ambt van burgemeester en schepenen:

  1. de leden van de hoven, burgerlijke rechtbanken en vredegerechten;
  2. de leden van het parket, de griffiers en de adjunct-griffiers bij de hoven, burgerlijke rechtbanken of rechtbanken van koophandel, en de griffiers van de vredegerechten;
  3. de bedienaren van de erediensten;
  4. de agenten en beambten der fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied behoren, behoudens door de Brussels Hoofdstedelijke Regering toegestane afwijking;
  5. de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waarvoor het centrum bevoegd is.

Wat het mandaat van schepen betreft, zijn de bepalingen van het eerste lid eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.

Krachtens artikel 73 van de nieuwe gemeentewet kunnen bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad of echtgenoten geen lid zijn van eenzelfde gemeenteraad.

Ingevolge artikel 74 van de nieuwe gemeentewet bestaat er een onverenigbaarheid tussen de ambten van secretaris en ontvanger enerzijds en die van burgemeester, schepen, gemeenteraadslid, anderzijds.

En tenslotte bepaalt artikel 75 van de nieuwe gemeentewet dat een tot gemeenteraadslid gekozen kandidaat die een met het lidmaatschap van de raad onverenigbaar ambt vervult, die aan een onderneming deelneemt of een beroep of ambacht uitoefent waarvoor hij een wedde of een toelage van de gemeente ontvangt, niet tot beëdiging wordt toegelaten zolang de oorzaak van de onverenigbaarheid bestaat.

De gekozen kandidaat die binnen één maand na een tot hem gericht verzoek van het college van burgemeester en schepenen, niet afziet van het onverenigbaar ambt of van de door de gemeente verleende wedde of toelagen, wordt geacht het hem toegekende mandaat niet te aanvaarden.